De nieuwe president van Egypte, Mohamed Morsi van de Moslimbroederschap, heeft een pragmatische verklaring afgelegd met zijn keuze voor een eerste buitenlandse reis, waarbij hij Saoedi-Arabië en zijn olierijke monarchie zou bezoeken, constateert voormalig CIA-analist Paul R. Pillar.
Door Paul R. Pillar
Terwijl waarnemers van buitenaf proberen voorspellingen te doen over wat de Egyptische islamisten zullen doen met hun populariteit en electorale successen, ontstond er deze week een extra datapunt met Mohamed Morsi's eerste buitenlandse reis als president naar Saoedi-Arabië.
In zekere zin was het opmerkelijk dat hij zo kort na zijn aantreden naar andere plekken buiten zijn land reisde, aangezien hij midden in een constitutionele crisis zit waarin hij op gespannen voet staat met de rechterlijke macht en het leger over de vraag of het parlement bijeen kan komen, en niet om nog maar te zwijgen van de enorme onzekerheden over de bevoegdheden van zijn eigen kantoor.
De keuze van een bestemming voor de eerste overzeese reis van een regeringsleider wordt uiteraard traditioneel opgevat als een symbolische verklaring, en op het eerste gezicht is het niet verrassend dat de meest bevolkte Arabische staat en de economisch meest invloedrijke staat voorrang zou geven aan hun relatie met elkaar.
Maar er is ook een lange geschiedenis van vijandigheid tussen de twee landen, die de republikeinse en monarchale polen van de Arabische wereld leiden, die teruggaat tot de tijd van Nasser en het voeren door Egypte en Saoedi-Arabië van een proxy-oorlog in Jemen in de jaren zestig. De politieke onrust in Egypte van de afgelopen anderhalf jaar heeft de relatie niet ten goede gekomen.
De Saoedi's ergerden zich aan de Verenigde Staten omdat ze Hosni Mubarak zogenaamd onder een bus hadden gegooid, en alles wat ook maar enigszins revolutionair was in hun deel van de wereld maakt de heersers van een middeleeuwse, op familie gebaseerde politieke structuur nerveus.
De overlap van de islam en de politiek die zowel het Saoedische regime als de Moslimbroederschap van Morsi kenmerkt, vertegenwoordigt eerder een scheiding dan een rode draad tussen hen. De Broederschap is, gezien de weg die zij is ingeslagen en het electorale succes dat zij heeft genoten, een levende verklaring dat een Saoedische structuur niet nodig is en dat een democratisch systeem verenigbaar is met respect voor islamitische principes.
Morsi zei blijkbaar genoeg om zijn gastheren op hun gemak te stellen en zijn korte bezoek hartelijk te houden. De reis suggereerde dat wat voor hem belangrijker is dan wat dan ook religieus (hoewel hij de Umrahof kleine pelgrimstocht) of ideologische overwegingen zijn pragmatische overwegingen, vooral economische.
Saoedische investeringen en geldovermakingen van Egyptische werknemers in Saoedi-Arabië zijn belangrijke ingrediënten om ook maar enigszins in de buurt te komen van de opgeblazen economische verwachtingen van de Egyptenaren.
Er zit ook een bredere buitenlandpolitieke dimensie aan de reis. Ondanks dat er de laatste tijd veel gepraat wordt over hoe een Egypte onder Morsi in plaats van Mubarak zich zal ontwikkelen in de richting van betere betrekkingen met Iran, heeft de reis aangetoond dat Iran niet Morsi's eerste partnerkeuze is onder de concurrenten in de Perzische Golf.
Er was hier ongetwijfeld ook sprake van een verdere pragmatische overweging, waarbij men zich ervan bewust was hoe dyspeptisch Washington over iemand heen zou komen die de betrekkingen met Teheran zou verbeteren.
Al met al is het moeilijk in te zien hoe de reis anders zou zijn geweest als deze was gemaakt door een Egyptische leider die niet als islamist werd bestempeld en die geen 'moslim' in de naam van zijn partij had staan.
Paul R. Pillar groeide in zijn 28 jaar bij de Central Intelligence Agency uit tot een van de topanalisten van de dienst. Hij is nu gastprofessor aan de Georgetown University voor veiligheidsstudies. (Dit artikel verscheen voor het eerst als een blog post op de website van The National Interest. Herdrukt met toestemming van de auteur.)